Het gaat echt niet goed met mijn naaste

GGz voor doven en slechthorenden

Als je naaste psychische problemen heeft (bv. hij/zij is depressief of verslaafd) en hij/zij komt er zelf niet uit, neem dan contact op met een GGz-instelling, die ervaring heeft met dove, slechthorende en doofblinde mensen (zie: ggzds).

Alleen bij De Riethorst is tijdelijke opname met behandeling mogelijk. Daartoe wordt alleen in uiterste noodzaak besloten.
Een verwijzing naar de GGz kan via de huisarts. Benadruk dat je naaste met zijn/haar auditieve beperking of doofblindheid het beste geholpen kan worden door een GGz-instelling met deskundigheid over doofheid, slechthorendheid en doofblindheid.
De zorgverzekeraar vergoedt de kosten van de GGz-behandeling. GGz valt onder het eigen risico.

Voor mensen met tos bestaat er (nog) geen speciale GGz. Vraag advies bij de scholen of ambulante diensten waarvan je naaste wellicht onderwijs of ondersteuning hebt gehad (zie: simea). Er zijn hulpverleners die ervaring hebben met mensen met tos.

Extra informatie & tips

‘Een van de belangrijkste redenen voor speciale dovenhulpverlening is natuurlijk de communicatie: de meeste goedhorende hulpverleners kunnen niet met dove cliënten communiceren. Is een tolk dan niet voldoende? Nee: want communicatie is de essentie van diagnose en behandeling. En: bij communicatie gaat het niet alleen om de letterlijk getolkte inhoud van het gesprek, maar ook om de vorm, de signalen die tegelijkertijd afgegeven worden: aarzelingen, de keuze van dat ene woord in plaats van een ander woord dat wellicht meer voor de hand ligt, houding, gezichtsuitdrukking. Als je geen weet hebt van gebarentaal kun je die signalen makkelijk missen, of onderdelen van de gebarentaal verkeerd uitleggen. Misverstanden te over dus. Overigens worden gespecialiseerde tolken regelmatig ingezet bij onderzoeksgesprekken; de hulpverlener en de tolk moeten dan uitgebreid voor- en nabespreken. En ook dan is het juist belangrijk dat de hulpverlener inzicht heeft in de communicatie van zijn cliënt.’
‘We verwachten van een dovenhulpverlener niet alleen gedegen kennis van de Nederlandse Gebarentaal (of van de andere communicatievormen waarvan cliënten gebruik willen maken), we willen ook dat die hulpverlener weet wat doofzijn inhoudt. Allereerst moet de dovenhulpverlener zich heel goed bewust zijn van de informatieachterstand van zijn dove cliënt. Immers: doven missen erg veel informatie die door horenden bijna automatisch wordt opgepikt.
Psychische problemen bij dove kinderen en jongeren kunnen optreden als gevolg van stressvolle omstandigheden en ervaringen in een overwegend horende wereld. Daarnaast kunnen er, naast de doofheid, lichamelijke en psychische problemen voorkomen, die het gevolg zijn van dezelfde oorzaak waaruit ook de doofheid is ontstaan (denk aan aandoeningen van het centrale zenuwstelsel of een erfelijk syndroom). Er kunnen bijvoorbeeld problemen zijn met het gezichtsvermogen of de motoriek of aandoeningen van andere organen, zoals hart of nieren, die op zich weer veel psychische problemen kunnen geven. Andere voorbeelden zijn: een verstandelijke handicap, een contactstoornis, zoals autisme, als gevolg van een hersenbeschadiging of ‘gewone’ emotionele en gedragsproblemen, zoals bij ieder ander. Wanneer je geen of onvoldoende kennis over het doofzijn hebt, ben je gauw geneigd een aantal bijkomende problemen ‘alleen maar’ te beschouwen als een gevolg van de doofheid of van de communicatieproblemen met de omgeving. Daarmee zijn de problemen niet opgelost. Integendeel: zonder adequate behandeling worden ze vaak alleen maar erger.
De hulpverlener moet beseffen dat al die medische gegevens bij diagnose en behandeling noodzakelijk zijn (bv. voor medicatie en bij testen). Het is dus van groot belang medische dossiers goed (en lang) te bewaren.’

(En niemand heeft geluisterd, FODOK 2015)

Zie ook: